Emigreren is soms (in)spannend, maar meestal gewoon leuk. Een van de leukste dingen is wel de gewoontes van je nieuwe land leren kennen. Zeker de eerste jaren stonden wij vooraan bij elk goedbedoeld dorpsfeestje. Natuurlijk bij de pétanque wedstrijd, bij het wijnfeest en bij het jazzconcert -uiteraard mét wijnproeverij. Dat deden wij met alle soorten van genoegen. Maar soms waren het feestjes waarvoor je in Nederland je neus zou ophalen. Zo zou je ons nooit gevonden hebben bij de lotto, die hier eind januari in elk dorp wordt gehouden. Of op het bal op 14 juli. Bij het laatste haalde onze komst de gemiddelde leeftijd fors omlaag. Dat zet te denken.

Soms voelden we ons als in een aflevering van ‘ik vertrek’ en zochten we stiekem naar de verborgen camera. Zo ook de eerste keer dat we een heuse uitnodiging van de burgemeester kregen voor een bijeenkomst van en door alle Séguretains. Dat klonk gewichtig. Wat word je hiervoor geacht aan te trekken? De buren verzekerden ons dat dit inderdaad een belangrijk fenomeen was en dat wij ons overeenkomstig moesten kleden.  Nu had ik nog 11 van de ooit 51 mantelpakjes voorradig en Jos trok nog snel een jasje-dasje uit de kast. Wij waren er klaar voor. 

Daar aangekomen, bleken wij overdressed. En niet zo’n beetje ook. Netjes gekleed gaan betekent hier dat er geen vlek of gat in je spijkerbroek zit. Weer wat geleerd. Met een glaasje lokale wijn in de hand schudden wij elke hand die bij ons in de buurt kwam. Natuurlijk die van de burgemeester, de voltallige gemeenteraad en van wat loslopend volk dat belangrijk deed. Aan ons zou het niet liggen. Totdat we ingefluisterd kregen of wij de postbode aan het vergeten waren? Tuurlijk niet, het idee alleen al. Voor alle zekerheid namen we de brandweervrijwilliger ook maar meteen mee.

Ook het eerste trouwfeest verliep niet geheel vlekkeloos. Enthousiast hadden wij een enorme kaart gekocht en laten tekenen door onze gasten. Dat was een goede greep, zelfs de pompbediende in het dorp had erover gehoord. Hoe attent van ons. Voor de cadeautafel hadden we diep in de buidel getast en een ietwat overdreven grote fles champagne gekocht. Om te voorkomen dat we als gierige Nederlanders over de tong zouden gaan. Alles ging goed, tot we met die grote fles in de hand in de rij stonden bij de receptie en er in geen velden of wegen een tafel voor cadeaus te vinden was. Waar laat je zo’n fles dan? Wat blijkt, cadeaus geven doe je hier pas als je uitgenodigd bent op het feest zelf. Stonden wij meteen weer met beide beentjes op de grond.

Niet veel later werden we uitgenodigd voor de opening van een nieuw restaurant. Haha, ons pak je niet nog een keer. Nu hadden wij een fijne, maar vooral kleinere fles wijn gekocht. Staan we daar, worden we links en rechts ingehaald door andere genodigden met levensgrote planten. Tja, zo jammer weer.

In de afgelopen 14 jaren zijn ons natuurlijk ook wat mensen uit het dorp ontvallen. Er verrijst dan aan de kant van de weg ineens een gebedstafeltje met daarin een condoleance boek. Daar wordt hier nog volop gebruik van gemaakt. Bij de apothekers, slagers en bakkers liggen de overlijdensberichten, mocht je toch dat tafeltje gemist hebben. Trouwens, opvallend hoe oud ze hier worden. Hopelijk integreren we op dat vlak ook goed.

De laatste paar jaren draaien we geroutineerd mee. Houden we goed bij wie we mogen tutoyeren en dus ook bij wie we nog niet zover zijn. Betalen we braaf net iets te veel voor de jaarlijkse brandweerkalender. Het ‘hè-hoi-alles-goed’ in het voorbijrennen, is vervangen door de bekende ‘drie kussen -ça va-oui, ça va -drie kussen’. Hoe druk we het ook hebben. We lijken het onder de knie te hebben. Comme il faut. Voor alle zekerheid hangen er nog altijd een mantelpakje en een verloren stropdas in de kast. Je weet maar nooit!