Ojee, craquelé!

De eerste week van maart, 18 graden, strak zonnetje. Het is in mijn bol geslagen: de lenteschoonmaak. Normaal druk ik dit soort oprispingen snel weer de kop in, maar dit fenomeen betekent dat het seizoen gaat beginnen. Dat stemt vrolijk!

Alles wordt gewassen. Met Savon de Marseille. Uiteraard! Zo doen we dat hier. Geweldig spul, vooral door de marketing eromheen. Elke marktkoopman sist tussen zijn tanden een waarschuwing om toch echt enkel en alleen de originele te kopen. Je moet bij hem zijn, hoed je voor dat gespuis verderop.

Ik moet toegeven dat ik een soort waas voor mijn ogen krijg. Ik heb nog net niet de zeem om mijn kop, maar niets of niemand is meer veilig. Eenmaal in mijn buurt verdwijnt het óf in de wasmachine óf in de vuilnisbak.

Tegen het einde van deze schoonmaakmanie ben ik blij,  maar kan ik niets meer vinden. Ik weet het maar al te goed. Dat weerhoudt mij er niet van om met de benen gestrekt de kasten in te duiken. Wat hebben wij toch een hoop zooi verzameld in onze jaren hier. Bij het emigreren wisten wij alle huisraad, twee honden en onszelf in een enkel vrachtwagentje te krijgen. Nu zouden we aan een hele colonne niet genoeg hebben.

Vooral brocante heeft zich in ons huis weten te nestelen. Kaarsenstandaards, spuitflessen, krukjes, karaffen. Met die ´oh zo typische´ Franse uitstraling. Hoe hebben we ooit zonder gekund? Er ontstaat een geheel nieuwe vocabulaire. Het is niet oud, maar heeft karakter. Afgebladderd heet craquelé, vergane glorie laat zich het liefst omschrijven als ´een interessante patina´. Maar goed, wij stonken erin. Sterker nog, we waren verheugd met zo´n ware trouvaille. Elke zondag kon je ons op een rommelmarkt vinden.

Nu is de ene rommelmarkt de andere niet. In elk dorp wordt jaarlijks een vide grenier gehouden. Letterlijk is dat het leeghalen van de zolder. Frankrijk zou Frankrijk niet zijn als we daar geen wet voor hadden. Daarin is geregeld dat een particulier als exposant tweemaal per jaar mag meedoen aan zo´n vide grenier. En hij mag zijn grenzen verleggen, het hoeft niet meer uitsluitend in de eigen woonplaats te zijn. Erop uit!

Verder zijn er de talloze brocantes. Vaak zijn die op een (vaste) zondag. Zeker als ook professionele handelaren hieraan meedoen, kun je daar het wat betere spul vinden.  Aan de ene kant van het spectrum heb je dan de nog echte antiekmarkten. Deze zijn vooral voor de wat naïeve Amerikanen. Je weet genoeg als de Franse koopman begint met ‘we ship’. Aan de andere kant zijn er de marchés aux puces. Weer zo’n mooi woord, voor een vlooienmarkt. Wegblijven daar, dat is zelfs voor ons te brak en wrak.

Ik hoef jullie niet te vertellen dat er afgedongen moet worden. Pingelen alsof je leven ervan afhangt. Daarbij is er een regelrecht verband tussen de kennis van de Franse taal en het verkregen kortingspercentage. Trouwens ook met het openingsbod. Wij hebben veel te vaak, veel teveel betaald. Maar de volle kasten getuigen van een succesvol onderhandelingsproces, waarbij wij met onze coup de coeur naar huis zweefden. Een hele blije handelaar achterlatend.

Tijdens Pasen is er hier een levensgrote brocante. Wij gaan het gewoon doen. Wij schrijven ons in. Zij verwachten nogal wat volk. Al vanaf 04.30u zijn we welkom. Maar niet eerder dan om 08.00u mag de boel opgebouwd worden. Een standje van 6x4 m kost 50 eurootjes. Dat klinkt mij als teveel voor te weinig. Maar het is het vast waard. Het idee dat wij nu eens aan de andere kant van de tafel staan. In goed (genoeg) Frans de rollen kunnen omdraaien. Ik verheug me op de lege kasten. En mocht ik nou niets meer kunnen terugvinden, is er elke zondag weer een nieuwe kans. Wie maakt me los?